Aardbeivlinder
Pyrgus malvae, Linnaeus 1758
Aan de ronding van het achterlichaam is te zien, dat dit een vrouwtje is. In het midden (discaal) van de achtervleugel is 'het kiesje' duidelijk te zien. De tekening op de vleugels is variabel, maar dat kiesje is altijd aanwezig. Het is dus een kenmerk, waar als eerste naar gekeken dient te worden. Aardbeivlindertjes zijn dikkopjes met een oude naam. Ik bedoel daarmee, dat de naam niet in de laatste tijd is bedacht, zoals bij veel andere, onbekende vlinders. Dat betekent ook, dat dit dwergje (de lengte van de voorvleugel bedraagt maar 11 tot 13 mm) vroeger veel algemener geweest moet zijn dan tegenwoordig. En dat was ook zo; vóór de Tweede Wereldoorlog zaten de rupsen gewoon op aardbeien. Dat is nu helaas niet meer het geval. Dit diertje komt alleen voor op een wisselend aantal vliegplaatsen in het midden en noorden van het land. Het Bargerveen geldt daarbij als de belangrijkste.

1/160 sec. | F : 5,6 | 140mm.
14 mei 2010 | Bargerveen (Dr.)
Spanwijdte: 23 - 27mm.
ei
|
rups
|
pop
|
imago
|
copula
|
Alle dikkopjes
1 / 11